Hoeveel
van die verteerde dagen deden er toe? Welke waren vulsel? Dan vraag ik me wel
eens af of ik goed bezig ben? Vast niet besef ik elke keer opnieuw. Ook dit
jaar donderden die dagen in dat immer grijpgrage vergeetgat. Weggespoeld op
werkweek golven. Op een tij van zeven dagen, van maandag tot maandag, van druk
naar vergeten. Vooral op vrijdagavond, als de combinatie van slaapgebrek en de
zachte troost van een lichte alcoholroes besluiten een feestje te bouwen op
mijn afgepeigerd gemoed, wordt het moeilijk de twijfel te negeren. Op zo'n
vrijdagavond, na de yoga en een tripel (over een vloek gesproken) kwam ik de
Dalai Lama tegen op het wereld wijde web.
Op mijn lijf geschreven. Ik ken die "man" die hem verbaast, ik ben hem zelf. Zo’n citaat gaat dan liggen bonken in mijn achterhoofd. Misschien dat tripel en de Daila Lama niet de meest geschikte combinatie is, maar ik vind het toch ook lullig van die wijze man. Zeggen waar het schort maar niet vertellen hoe het moet. Vergeet de studie van de kinderen? Vergeet de oude dag? Leven in "the present", ingepakt als een etmaal in een kerstgeschenk?
Af en
toe probeer ik. Dan neem ik mezelf thuis op, fiets naar de shala wat verder in
de stad, en zet mezelf terug neer op mijn yoga matje. Ademen en rekken en
draaien en plooien, tot het zitlijf met zijn drukke kop, zwetend terug rechtop
komt, schouders uit de oren, het hart naar de wolken. Op dat matje zoek ik dan bewust naar de
ruimte tussen mijn gedachten om ze tot op heden nooit te vinden.
Maar
ik blijf zwetend zoeken naar die taterloze plek. Ik vind het prettig ademen op
mijn matje, en een mens moet iets met al die tijd. Ook als straks de
sapjesdrinkers uit het glazen huis stappen (respect), ook als mijn jaar vijftig
dichtklapt als een rusteloze deur, ook als ik zodadelijk de streep onder mijn
verkruimeld prullarium trek. Ook dan hou ik aan: in adem, zweet en ohm, de
zoektocht naar de stilte die ik zo vrees.
Het
verhaal is grotendeels verteld. Het jaar was net wat sneller dan de inspiratie.
Helemaal rond raakte ik niet, maar afronden doe ik toch. Wat er overschoot? Vijfentwintig jaar sportzalen. Van koprol,
over succesroes tot amateurcoach. Het
turnen en zijn volkje droeg me mee naar waar ik nu zit. Een vriend, te intelligent voor wat geluk, te
gevoelig om niet eenzaam te blijven. Hij hoort bij de prullaria. Omdat hij
zoveel uren met me praten wou, zoveel avonden naar me luisterde. Hij houdt me
mee rechtop, elke man zijn held. Maar
bovenal, wat vader worden met me deed, wat het nog elke dag met me doet. Het
had wat woorden waard geweest. Daar waar
betekenis, liefde en angst nog niet van elkaar zijn losgeweekt had ik mijn muze
voor die dag misschien wel kunnen vinden.
Een
andere keer misschien….
1 reacties:
Misschien is de tijd er nu wel rijp voor, ik zou zeggen: laat maar komen!
Een reactie posten