zondag 27 februari 2011

Zondagmiddag van vroeger


De vale winterzon komt vriendelijk binnenkijken, straalt glanzend dwarrelend stof tot leven.
Het laatste nachtelijke glas speelt zachtjes djembé, achteraan mijn ogen.
Je vingers strelen wondermooie eenvoud de piano uit, de kamer in.
Minutenlang, verdwaasd, staar ik naar dezelfde letters in de krant, tot er enkel zwarte strepen afwezige ellende blijven.
De babyfoon zingt goedgeluimd "broodjes smeren", de middagdut...hopeloos mislukt
.



Die middag is al weer wat jaren weggekropen in de tijd. De babyfoon is afgedankt, de rest blijft gelukkig duren.

vrijdag 18 februari 2011

Alles werd ik niet

Na de toverfee die met haar stok de Vlaamse lettergrepen in ons hoofd verankerde, de kleine eerste woordjes uit onze pen liet vloeien en ons dreunend tot honderd liet vermenigvuldigen, volgde meester Jan. Meester Jan had alles wat een meester hebben moet. De held van elke tienjarige. In zijn zakken zaten alle sleutels van alle deuren van de wereld. Geen poort bleef gesloten met hem als gids. In de klas ging het over dinosaurus en oermens. Over jezus, romein, ridder en judas. Over vrienden, oorlog, kleine en grote helden. Hij nam ons mee naar alle landen van de wereld en vertelde over alle dieren, dood of levend. Weten kon nog absoluut zijn in die dagen. Hij nodigde ons uit verhaaltjes te verzinnen en vond dat we dat goed deden. Hij leerde ons waartoe al die getallen uit de eerste jaren konden dienen. Hoeveel wisselgeld de kruidenier ons schuldig was bij de aankoop van twee zakjes snoep, en ook hoe oud we zouden zijn in het jaar tweeduizend. Dat was onnoemelijk oud, ouder dan mijn vader op dat ogenblik. We hadden gelijk te denken dat zoiets verschrikkelijk ver weg was, we waren fout te denken dat het lang zou duren.

Meester Jan had geen kinderen. Hij woonde samen met zijn vriendin naast ons. Stond ik op terras, dan keek ik op hun tuin. "Dag pit", riep hij altijd vrolijk. Hij had me tot pit herdoopt. Gaf hij me een zelfgekozen naam om zijn nog onvervulde vadergenen te kalmeren? Ook toen ik ouder was en hem toevallig tegenkwam, bleef hij me onverstoord zo noemen. Alsof hij was blijven hangen in die klas, terwijl ik stiekem volwassen was geworden. Ik vond het maar een beetje vreemd.

Maar voor de klas, opende hij de gordijnen op de wereld, en plots moest er gekozen. Later werd geboren.  Wie werd brandweerman en wie zou later dokter worden? Ik weet niet meer waar ik voor koos, misschien viel kiezen me toen al zwaar.  Het werd ook tijd om voor de allereerste keer de neus van thuis weg te draaien. Met het klasje naar de bosklassen. Met een valiesje op een bus en weg voor een dag of vijf. Weg van al die huiselijke en vertrouwde dingen. Te vroeg weggerukt van mijn houvast in nog altijd verse dagen. Mij ging het niet af. Waar was die sterke hand van papa, die immer warme rokken van mama. Hoe moest ik de dag dan temmen zonder hen? Zo zat ik in de refter, tussen alle kinderen van de klas, te staren naar de klok, te denken waar ze thuis mee bezig waren. De ogenblikken dat er activiteiten waren lukte het nog wel, maar als er huiselijk moest gedaan, werd ik ziek. Ik had buikpijn en op de duur ook echte koorts. Wat overduidelijk heimwee was kreeg acute appendicitis als diagnose. Onmiddellijk te opereren zei de opgeroepen arts. Met meester Jan de auto in en zo snel als veilig, terug naar huis. De wonderlijke genezing voltrok zich nog voor de auto was gestopt. Ik herinner me hoe ik uit de auto sprong en naar de voordeur wou rennen. Maar meester Jan, overtuigd van mijn precaire toestand, hield me tegen en droeg me op de trap. De huisdokter werd nog geconsulteerd, maar ik was allang genezen. Duidelijk te vroeg op pad gestuurd. Vertrekken zou nooit echt comfortabel worden. Misschien dat ik daarom wat te tolerant ben als ik diezelfde twijfel bij de jongste voel.

En terwijl dat schuldgevoel en onzekerheid zich onderaan voorgoed ging nestelen, zat ergens boven de Moerdijk eenzelfde jongen van dezelfde leeftijd in eenzelfde klas te luisteren naar eenzelfde meester. Dat  jongetje werd later beroemd als performer, dichter en zanger van liedjes met intense teksten. De meester zei toen tegen hen: "Jullie kunnen alles worden als je maar je huiswerk kent". Dat stukje meesterwijsheid kwam later terug in één van die liedjes.

 Het is nu later, en zelf kende ik mijn huiswerk als geen ander, maar alles werd ik niet.

vrijdag 4 februari 2011

De geboorte van Michaël

Een singulariteit. Een punt, zo heet, dat enkel een wiskundige het opgeschreven krijgt. Een oer-atoom zonder volume met een oneindige massa. Daar binnenin zat wat later ruimte en tijd moest worden te wachten op verlossing. Op een hoopje geperst, gebogen onder de last van zijn massa, kreeg geen atoom de kans te trillen, geen klok zou er ooit tikken, de tijd onaangeroerd, nog niet ontstaan. Dertien miljard jaar geleden spatte het uit elkaar. Misschien wel door god zelf uit zijn evenwicht geduwd, zoals een speels kind met een naald zijn ballon doet knallen. Zo ontstond de kosmos in zijn vier dimensies uit het niets. Zo ontstond de ruimte en de tijd en uiteindelijk het leven en de dood. Soms probeer ik me er iets bij voor te stellen, maar mijn hoofd blijft toch telkens weer te klein. Moest ik opnieuw beginnen, ik zou mijn blik naar de sterren richten en mijn hoofd over de wiskunde buigen. Koppig als ik ben was het me misschien gelukt die vergelijkingen, binnen de context van hun mathematisch keurslijf, te ontrafelen. Zo had ik iets om me aan vast te klampen als onbegrip zich weer eens van me meester maakte. Zo zag ik zwart op wit dat energie zich geen moer hoeft aan te trekken van een beetje leven of wat dood. Een lichaam mag die energie dan wel voor even lenen, de illusie van een ziel wat laten sudderen, maar moet daarna alles toch terug afstaan aan de kosmos. De eindbalans is altijd nul.

Of is ook dat niet meer dan één van die gemiste jongensdromen? Allicht wel natuurlijk. Geen symbool verklaart waarom mijn tijd, zonder dat ik me hoef te bewegen, elk jaar weer wat sneller aan de onderkant verdwijnt. Geen formule legt me uit waarom op andere momenten die zotte razernij compleet tot stilstand komt. Alsof het beest zich toch zou laten temmen. Dat zijn wonderlijke momenten. Punten in die daverende lijn, geconvergeerde ogenblikken van vergetelheid. De "eternal sunshine of a spotless mind".

Onlangs nog kwam ik het tegen in het bruin café waar ik af en toe een streep onder de week trek. Met de hulp van een tripel, de vrijdagavond coma vervolledigend. Aan de toog zat een koppel, immuun voor welke klok dan ook, zichzelf lavend aan elkaar. Vastgeklonken met de ogen, hersenkronkels hopeloos vervlochten. Het perspectief verloren, elke context uit het zicht. Voorhoofden die raken, vingertoppen langs elkaars wang, de neus die aait. De erotiek die uitgaat van de aarzeling. Voor de buitenstaander tegelijk vertederend, pathetisch en genant. Aan de binnenkant het eeuwige paradijs. Op de bodem van verliefde zielen huist de belofte van het leven zelf. Vreemd dat net dan, met het gezond verstand hormonaal verteerd, betekenis ontstaat. Al wie er ooit passeerde kent de gloed, weet hoe heftig die eerste momenten van bevestiging doorheen een mens zijn botten zinderen.

Maar ook zonder de ontdekking van de hemel in een paar onverkende ogen kan de tijd bokkensprongen tonen. Vooral de zondagmiddag lijkt af en toe te spotten met de wetten van de fysica. Een middag in de tuin, met zomerzon en boek, met koffie en vertrouwde mensen als verlengstuk van mezelf en als houvast in de enge maar afwezige buitenwereld. Dan gaat alles trager draaien, dan houdt het tikken op. Tot het plots vier uur later is en ik me afvraag of die middag nu een eeuwigheid of slechts een ogenblik geduurd heeft.

De gekste breuk ligt nog steeds ergens aan de kust in het zuiden van Europa. Vijftien jaar geleden op vakantie met een hoofd vol overtuiging dat het beste nog moest komen. Ongetrouwd en zonder kinderen trokken we van badplaats naar badplaats, het tempo aangegeven door de buschauffeur van dienst. De onderbroek en tandenborstel in een heuse rugzak. We aten gegrilde sardienen en dronken Portugese witte wijn. Reisgidsromantiek maar ook lekker en goedkoop. In elke kuststad werden we opgewacht door een horde toeristenjagers. Ze pikten ons op van de bus, lokten ons mee naar hun extra zomerbed. Het was altijd weer onwennig om op goed geluk met een onbekende mee te stappen naar wie weet waar. Op de vreemdste plekken kwamen we. Naast een dancing in het middelpunt van nachtelijk gedreun. Ondanks de "sound proof windows" geen ogenblik geslapen. Of in een groezelige buurt waar het 's avonds angstig donker werd en we overnachtten op een veel te hete zolderkamer. De volgende dag dan weer een chique buitenwijk en een suite met balkon en zeezicht. Ook een keertje op de overbodig geworden kinderkamer bij een verkreukeld oud stel. Die kamer moest nu maar eens terug haar nut bewijzen na zoveel jaren ongebruikt het stof te vangen. Je was er bang al te diep te ademen en zo de neergeslagen weemoed te beroeren.

De Algarve is prachtig, zolang je met je neus naar het zuiden wijst. De kust is van gods woeste hand. Een wereldwonder op mensenmaat. Contouren en kleuren geboren uit gerijpte grilligheid. De kunstenaar die met de jaren zijn agressieve geldingsdrang heeft afgelegd, zijn meesterschap in matiging laat schitteren. Geen rots staat er teveel of is te hoog, geen blauw is te diep of te flets. Geen golf schuimt meer dan nodig. Een mens mag er mens blijven. Klein maar niet nietig. Op een avond langs die kust met ons gezicht weggedraaid van het zich op gang trekkende schetterende Brits vertier, kwam de zachte deining van de zee zomaar in mijn hoofd, ging de maan die opkwam, zitten op mijn ziel. Terwijl het water langzaam zwart werd, en de avond wou bewijzen hoe rood gebroken licht wel worden kan, werd Michaël geboren. Naamgenoot van een bekend Vlaams acteur die daar als sardientje zomaar werd verzonnen, van de barbecue gered werd, en aan zijn eerste wonderlijke avontuur begon. Hij zou ons vaak vergezellen op onze reizen, waar er water was, kwam Michaël zich tonen, en moest ik mijn verroeste en van fantasie onttroonde geest in bochten wringen om een volgende avontuur te verzinnen. Terwijl achter ons de Britse meute op zoek ging naar zijn hoogtepunt in alcohol of vrouwenlijf, fluisterden wij onszelf in canon de hemel in.

De zon komt op, de maan komt op, de zon komt op, de maan komt op….