zaterdag 9 juli 2011

Bartologie in het paleis

De vogels fluiten kwetters in mijn oren, iets anders stak een klomp lood in mijn buik vannacht. Daar blijf je niet mee liggen ook al is het krieken van de dag nog volop aan de gang. Zacht kom ik rechtop, zodat de lucht boven het bed niet al te veel gaat dansen. Er zweven flarden dromen door de kamer. Een ochtend die nog bezig is zijn dag te kiezen, stoor je beter niet. Ik schuif uit bed en kletter op de deur. Mijn linkerknie was nog even blijven liggen. Met mijn hoofd rechtop schuiven de gedachten van de nacht in iets wat op een trechter lijkt. Dat scheelt. Ze zijn nog steeds met veel, maar wachten op hun beurt. Ze komen nu per keer. Ik strompel moedig in de dag waar de ochtend nog mee in de weer is, grabbel naar mijn slimme telefoon en stap in mijn paleis. De koning en zijn gerief. Met de deur dicht zit ik op mijn troon en overschouw mijn koninkrijk van anderhalve meter. Dat overschouwen gaat al gauw vervelen. Dezelfde vlekken op de marmer op dezelfde plaats. De loden klomp blijft zitten waar hij zit. Dus mag de wereld binnen langs het streelscherm van mijn telefoon. De Standaard, dat is kwaliteit. Na even wachten staar ik in de ogen van Bart de Wever. "Goedemorgen Bart", zeg ik nog, maar hij antwoordt niet. Onder zijn calimero hoofd met ingevallen oogjes staan zinnen vol spieren. Al die stemmen van al die mensen van een jaar geleden deden hem geen goed. Hij denkt nog smaller dan daarvoor nu het groot gelijk hem democratisch voor de voeten is gevallen. Zijn hart, denk ik, terwijl zijn hoge woorden af me vallen, is vervangen door een fallus. Dat volstaat wel weer als dosis echte wereld. Achter mij, boven op het muurtje rond de spoelbak van mijn troon, ligt de Melkweg van Bart Moeyaert. Van het dorpsplein naar het universum. Deze Bart zijn zinnen zijn van marsepein. Je moet er zacht naar kijken of ze lopen weg. Elk woord is kwetsbaar en je duwt er zo de vorm uit. Maar ik lees ze met satijnen ogen, zinnen die me laten groeien door me klein te voelen. Het gaat over "tijd vol maken" en "je ogen sluiten zodat het niet rustiger wordt maar wel veilig". Zo kan hij weer. Met een glimlach om de mond naar het koffieritueel.


dinsdag 5 juli 2011

Half weg

Zo ging ook de eerste helft van het jaar vijftig de vergeetput in. Van equinox naar zonnewende op het troostend ritme van routine, wat zotte flarden anders tussendoor. Soms stel ik me die put gevuld met opgeleefde tijd voor. Slecht gestapeld, een rommelpotje waar je naar believen kan in grasduinen. Niet dat je ooit terugvindt wat je zoekt, maar het ligt er allemaal. Ga je graven, dan loop je zo verloren in de zachte fluwelen weemoed die daar dwarrelt. Een labyrint van vergeten werkelijkheid, vervormt tot grillige verkruimelde herinneringen.

Het besef van die vervlogen maanden overviel me toen de kinderen met hun hoofd onder hun arm van school thuis kwamen, en de schooltas uit het zicht verdween. De verveling van de toetsen was doorstaan, de examens waren afgelegd, de teugels konden los.

De jongste trok met zakken vol spelletjes naar school. Mee de fiets op, nooit was de rit zo gevaarlijk. De lessen waren op. Het ging van park naar zoo, van het zwembad naar de knutselklas en tussendoor mikado, cluedo en wat nog meer. Zijn zwarte "buitjes" en uitspraken als "school is saai" en "ik ben mijn leven beu" die tijdens het schooljaar zijn slapen gaan vergezelden en ons ongerust bezig hielden, verdwenen als sneeuw voor de zon. Nu stil zitten tijdens het herhalen van wat hij na de eerste keer begrepen had, niet langer nodig was, werd zijn dag op school beduidend lichter. Zijn drang om te leren bleef gelukkig ook dit jaar overeind. De voorleesboeken gaan nog altijd over weten, de spons slorpt ook wel zonder juf. Zijn leergierigheid past maar moeilijk tussen de vier muren van een klas. Dat het geen inspanning mag vergen is onrustwekkend voor wat nog komen moet.

De oudste ging met touw en perforator aan de slag. Archiveren van verworven kennis. Het startschot voor vakantie. Ik zie mezelf terug bezig met diezelfde touwtjes. Het soort dat toen rond taartendozen ging. De kaft moest gerecycleerd voor het jaar erop, terwijl de inhoud met touwtjes in de rug, ritueel begraven werd. Archiveren om nooit meer te bekijken. Ze kwam na dat eerste middelbaar, als een ander mensje uit de poort tevoorschijn. De onvermijdelijke "roalercoaster" van wisselende hormonenspiegels heeft zich aarzelend op gang getrokken. Het kinderlichaam drumt nu ongedurig richting vrouw, het hoofd en hart wil straks zonder ouders verder. Het moederdier ontstaat uit niets anders dan genen, wat voedsel en de tijd. Ze beet heftig van zich af op onverwachte ogenblikken, tranen verschenen zonder ogenschijnlijke aanleiding. De puberteit zei iemand me ooit, is voor de ouders heus niet ernstig en nauwelijks vervelend zolang het niet te hard gaat en de context in het vizier blijft. Meespelen moet je wel, er is net nood aan dat conflict. Het kind moet zich ergens tegen afzetten, anders duwt het tegen lucht en raakt het nergens. Wat klinkt dat logisch, benieuwd hoe het ons in de praktijk zal vergaan.

Ik sakker wel eens op de school. Kan die laatste week echt enkel als zomerkamp gevuld? Dan beticht ik de leerkrachten van het nemen van vervroegde vakantie. Maar allicht moet alles netjes opgeruimd en moeten stapels paperassen ingevuld. Bezig zijn ze wel vermoed ik. Verder zijn die laatste weken voor het jonge volk een feest zonder vergelijk. Zo herinner ik het me toch.

Ook ik trok met spelletjes naar de lagere school. Al snel volstond mijn schaakbord. Een "nerd avant la lettre", het woord moest nog verzonnen. Ook al had het archetype nog geen naam, de held stond nog rechtop, de intelligentie moest gemeten en bewezen, ook tijdens die slome uren na de toetsen. In het middelbaar werd het pas prachtig. Die laatste dagen stond alles in het teken van het schoolfeest. De turnzaal werd theater. Er werd een podium getimmerd, de zaal verduisterd, rijen stoelen voor al wie wou komen kijken, spots in alle maten en kleuren vervolledigden het geheel. De ene leraar, theatertechnicus als hobby, zorgde voor licht en geluid. De turnleraar, in wiens turnzaal ik ook gedurende het jaar zowat alle vrije uren passeerde, was de regisseur. Iedereen deed mee, maar de hoofdrol, hoe kan het ook anders, was toch telkens voor de turners. Er ontstond bewegingsruimte in de school die perspectieven bood. Met wat strategie en een flinke dosis geluk kon je tijdens één van de repetities in die verduisterde turnzaal naast dat anders altijd onbereikbare meisje eindigen. Met alle aandacht op de scene kon je al naargelang het lot, proeven van de euforie of een vernederende afwijzing.

De details zijn grotendeels vervaagd, liggen op dat hoopje in diezelfde put. Wat wel bleef is de herinnering aan een tekst van een nummer van Pink Floyd wat op één van die voorstellingen passeerde, allicht ergens in de laatste jaren. Het blijft me verbazen dat zo'n tekst in een tienerhoofd bleef haken en me al die jaren trouw bleef vergezellen. Zou weemoed dan toch in genen schuilen, veeleer dan dat ze op vergeelde jaren teelt.

Time, Pink Floyd

Ticking away the moments that make up a dull day
You fritter and waste the hours in an offhand way
Kicking around on a piece of ground in your home town
Waiting for someone or something to show you the way

Tired of lying in the sunshine
Staying home to watch the rain
And you are young and life is long
And there is time to kill today
And then one day you find
Ten years have got behind you
No one told you when to run
You missed the starting gun

And you run, and you run to catch up with the sun, but it's sinking
Racing around to come up behind you again
The sun is the same in a relative way, but you're older
Shorter of breath and one day closer to death

Every year is getting shorter
Never seem to find the time
Plans that either come to nought
Or half a page of scribbled lines
Hanging on in quiet desparation is the English way
The time is gone
The song is over
Thought I'd something more to say

Home, home again
I like to be here when I can
When I come home cold and tired
It's good to warm my bones beside the fire
Far away across the field
The tolling of the iron bell
Calls the faithful to their knees
To hear the softly spoken magic spells