vrijdag 18 februari 2011

Alles werd ik niet

Na de toverfee die met haar stok de Vlaamse lettergrepen in ons hoofd verankerde, de kleine eerste woordjes uit onze pen liet vloeien en ons dreunend tot honderd liet vermenigvuldigen, volgde meester Jan. Meester Jan had alles wat een meester hebben moet. De held van elke tienjarige. In zijn zakken zaten alle sleutels van alle deuren van de wereld. Geen poort bleef gesloten met hem als gids. In de klas ging het over dinosaurus en oermens. Over jezus, romein, ridder en judas. Over vrienden, oorlog, kleine en grote helden. Hij nam ons mee naar alle landen van de wereld en vertelde over alle dieren, dood of levend. Weten kon nog absoluut zijn in die dagen. Hij nodigde ons uit verhaaltjes te verzinnen en vond dat we dat goed deden. Hij leerde ons waartoe al die getallen uit de eerste jaren konden dienen. Hoeveel wisselgeld de kruidenier ons schuldig was bij de aankoop van twee zakjes snoep, en ook hoe oud we zouden zijn in het jaar tweeduizend. Dat was onnoemelijk oud, ouder dan mijn vader op dat ogenblik. We hadden gelijk te denken dat zoiets verschrikkelijk ver weg was, we waren fout te denken dat het lang zou duren.

Meester Jan had geen kinderen. Hij woonde samen met zijn vriendin naast ons. Stond ik op terras, dan keek ik op hun tuin. "Dag pit", riep hij altijd vrolijk. Hij had me tot pit herdoopt. Gaf hij me een zelfgekozen naam om zijn nog onvervulde vadergenen te kalmeren? Ook toen ik ouder was en hem toevallig tegenkwam, bleef hij me onverstoord zo noemen. Alsof hij was blijven hangen in die klas, terwijl ik stiekem volwassen was geworden. Ik vond het maar een beetje vreemd.

Maar voor de klas, opende hij de gordijnen op de wereld, en plots moest er gekozen. Later werd geboren.  Wie werd brandweerman en wie zou later dokter worden? Ik weet niet meer waar ik voor koos, misschien viel kiezen me toen al zwaar.  Het werd ook tijd om voor de allereerste keer de neus van thuis weg te draaien. Met het klasje naar de bosklassen. Met een valiesje op een bus en weg voor een dag of vijf. Weg van al die huiselijke en vertrouwde dingen. Te vroeg weggerukt van mijn houvast in nog altijd verse dagen. Mij ging het niet af. Waar was die sterke hand van papa, die immer warme rokken van mama. Hoe moest ik de dag dan temmen zonder hen? Zo zat ik in de refter, tussen alle kinderen van de klas, te staren naar de klok, te denken waar ze thuis mee bezig waren. De ogenblikken dat er activiteiten waren lukte het nog wel, maar als er huiselijk moest gedaan, werd ik ziek. Ik had buikpijn en op de duur ook echte koorts. Wat overduidelijk heimwee was kreeg acute appendicitis als diagnose. Onmiddellijk te opereren zei de opgeroepen arts. Met meester Jan de auto in en zo snel als veilig, terug naar huis. De wonderlijke genezing voltrok zich nog voor de auto was gestopt. Ik herinner me hoe ik uit de auto sprong en naar de voordeur wou rennen. Maar meester Jan, overtuigd van mijn precaire toestand, hield me tegen en droeg me op de trap. De huisdokter werd nog geconsulteerd, maar ik was allang genezen. Duidelijk te vroeg op pad gestuurd. Vertrekken zou nooit echt comfortabel worden. Misschien dat ik daarom wat te tolerant ben als ik diezelfde twijfel bij de jongste voel.

En terwijl dat schuldgevoel en onzekerheid zich onderaan voorgoed ging nestelen, zat ergens boven de Moerdijk eenzelfde jongen van dezelfde leeftijd in eenzelfde klas te luisteren naar eenzelfde meester. Dat  jongetje werd later beroemd als performer, dichter en zanger van liedjes met intense teksten. De meester zei toen tegen hen: "Jullie kunnen alles worden als je maar je huiswerk kent". Dat stukje meesterwijsheid kwam later terug in één van die liedjes.

 Het is nu later, en zelf kende ik mijn huiswerk als geen ander, maar alles werd ik niet.

1 reacties:

Els04 zei

Dat jongetje zijn mama zei vroeger tegen hem: Everything will be okay in the end, if it's not okay, it's not the end.
Ik denk dat ze dat van een grote muzikant had ;)

Een reactie posten