Kijk ons kijken tijdens die georkestreerde klassikale zwanenzang. Zag je ooit zoveel zelfvertrouwen gevangen in de focus van een lens? Net voorbij de fotograaf ligt de wereld hongerig te lonken, klaar om die overdosis enthousiasme onverschillig maar trefzeker langzaam te verschalken. Wisten wij toen veel. Hormonen en genuanceerd passen niet in hetzelfde hoofd. Als kind van elf de schoolpoort binnen. Zes jaar later langs de fotograaf dezelfde poort terug buiten. Het hoofd hoogzwanger van "eindelijk volwaardig", van de moederschoot op zoek naar die van het eerste grote-jongens-lief. De puberwervels hadden grotendeels hun ding gedaan. Wat krassen op de ziel, wat twijfel weggemoffeld in de krochten van het zelf, wat ego scheef gestapeld op een berg illusies, een berg die toen nog ver voorbij de hemel reikte.
Helemaal vanzelf was ik niet tot voor die lens gestrompeld. Overdreven lastig was het evenmin. Vooral van de eerste jaren zijn er wat restanten met muffe nasmaak blijven hangen. Ik was klein en sporadisch slachtoffer van onschuldige pesterijen waarvan me er nu nog steeds een paar voor ogen staan. De meisjes vonden me die eerste jaren een schattige versie van hun kleine etterbroertje thuis. Put daar maar zelfvertrouwen uit. Als ankerpunt voor een opstoot testosteron pakt schattig niet. Plooide ik daarom naar de binnenkant? Is het daarom dat het taterwater stiller werd? Op school ging alles prima, de lesjes pasten in mijn broekzak en alle vrije tijd verdween de turnzaal in. Vooral in het laatste jaar ontstond er toch terug ruimte. Er liep jonger volk op school en schattig bleek onverhoopt aan marktwaarde te winnen. Zo vond ook ik een plek, een kapstok om mezelf aan op te hangen, een hok om het teveel aan opties te beperken met voldoende bevestiging om er in te willen blijven zitten. Mijn hok, houvast voor alledag, was dun bevolkt maar wel sociaal bewogen. Over alles los en vast, hadden we een mening, en we kozen steevast voor de zwakken. We waren tegen de bom en voor de Palestijnen en Che Guevara. De meesten in de klas maakten minder omwegen en waren rechtstreeks met zichzelf bezig. Dat moet een hoop gedoe gescheeld hebben besef ik nu.
Naast mij zit de anarchist. Hij was mijn held. Hij schreef zijn boekbesprekingen door de mijne aan te passen. Dat ging lang goed, maar net niet lang genoeg. In het laatste jaar schreef ik de naam van een hoofdpersonage systematisch verkeerd, en hij kopieerde klakkeloos. We moesten op het matje komen, en ik weigerde te zeggen wie van wie had afgepend door de lerares te vragen of het er toe deed. Een verwaande "heldendaad" bedenk ik nu. Ze kende ons al lang genoeg, en hij maakte er geen punt van toe te geven. Zijn muziek was eerst nog kiss, later werd hij punker en onvoorwaardelijke fan van de ramones. Hij droeg pins met "gabba gabba hey hey" en ook met "only death is fatal". Hij nam me mee naar duistere kelder cafés. Soms speelde er een bandje de sex pistols achterna. De lucht plakte in je longen en het rook er naar hash, flauwe pils en urinoirs. Mishandelde trommelvliezen floten uren later nog. Naast hem zit de enige waar ik onlangs terug contact mee had. Hij studeerde communicatiewetenschappen en werd copywriter van reclameteksten. Wat plat dacht ik, ik werd immers wetenschapper. Oprechter kon haast niet. Nu maak ik software om het regenwoud mee naar de verdoemenis te drukken in de hoop dat "de klant" spullen koopt waar hij niet om vroeg en verder ook geen bal mee aankan. De copywriter schrijft kinderboeken en speelt toneel. Wie lacht hier het laatst? De rest van de klas is uit het zicht verdwenen. Die ene waar ik schrik van had en met een sigaret in zijn mond op zijn opgefokte Zundapp voor de schoolpoort rondhing. Het koppeltje dat het toen al deed en dat ook mocht van thuis. Zouden ze nog samen zijn? De voetballer die op me leunt kwam met naam al wel eens in de sportkrant. Hij speelde bij de reserveren van een eerste klasse club. En dan de laatkomer: in het midden van het laatste jaar verscheen hij uit het niets. Speelde basgitaar bij een bekende rockband zei hij maar niemand die dat echt geloofde. Af en toe verdween hij voor wat dagen. Dan moest hij spelen in Amerika. De meisjes van de klas lagen lengtes voor. Ik was naargelang. de kleine slimme die ook turnde of de saaie seut. Na een korte facebook zoektocht vond ik er twee terug. Flinke dames van middelbare leeftijd ondertussen.
Tweeëndertig jaar later probeer ik me het moment voor de geest te halen. De plek waar we stonden was een grasveld bij het fietsenhok. Jaren na de foto werd er op die plek door de afdeling techniek een heus vliegtuig in elkaar gelast. Vliegen zou het nooit. De school werd uit gebruik genomen, het vliegtuig roestte weg en kwam samen met de school in verval. Een paar keer wrat het vuur aan haar gebinte maar het prefab ding bleef, met de koppigheid van onkruid, grotendeels rechtop. Tot wat jaren terug een zwerver er zijn toevlucht zocht voor een barre vriesnacht, en er niet alleen een schuiloord maar ook zijn graf vond. Om zich te warmen stookte hij een vuurtje. Het vliegtuig, de zwerver met zijn nooit vertelde verhalen en de school met mijn verleden gingen voorgoed in rook op.
Ik zou voor even in de foto willen stappen en mezelf vragen waar ik op dat grasveldje aan denk, hoever mijn toekomst reikt op dat moment. Vast niet tot vandaag. Even kijken welke "jonge mensen levenswijsheid" op mijn pin staat en of ik me daar nu ook nog kan in vinden, ook al loop ik niet langer met slogans op mijn borst. Zou het prettig babbelen zijn met mezelf van toen? Moet ik mezelf waarschuwen voor die paar pijnlijke loeten van het lot die in het verschiet liggen? Beter niet allicht, ik luister toch nooit naar mezelf. Dat ik die dertig jaar maar zelf verleef, ik deed het ook. Al te heftig wordt het niet. Ik kan het weten. Laat ik het betuttelen maar achterwege laten. Dus ik wens mezelf proficiat met de schoolprestatie, sterkte voor de toekomst, en vertel dat het allemaal wel goed komt, ook al is dat dan een leugentje. En net voor ik de foto uitstap, draai ik me nog even om: dat ik er schattig uitzie en dat mijn vrouw van later me de coolste van de klas zou vinden, toch zodra de kinderen opgehouden zijn met gibberen over zoveel ingeblikte oubolligheid.